Hoe help je een kind met angst voor monsters?

“Help, er ligt een krokodil onder mijn bed!”

 Het boek ‘Er ligt een krokodil onder mijn bed’ was een van mijn favoriete boeken als kind. Prachtig hoe een mega angstig iets omgetoverd wordt tot een vriendschappelijk en leuk moment. Ieder jong kind heeft wel eens angsten bij het naar bed gaan en dit heeft vooral te maken met hun levendige fantasie in combinatie met het willen begrijpen van alle indrukken van de dag. Dat kan af en toe best overweldigend zijn. Angsten voor monsters en andere fantasiefiguren is op deze leeftijd dus helemaal niet gek want kinderen kunnen nog niet goed onderscheid maken tussen wat fantasie en wat werkelijkheid is. Deze processen worden natuurlijk versterkt als het stil en donker is, want dan is er geen andere afleiding om het creatieve brein mee bezig te houden. Dan worden de monsters, reuze spinnen en spoken levensecht, en dat kan best heel eng zijn voor een kind.

 

“Mijn kind heeft echt nachtmerries en zegt dat er monsters in zijn kamer zitten. Hij lijkt zo kwetsbaar vergeleken met andere kinderen van zijn leeftijd. Hij wil niet naar bed en valt niet in slaap als ik er niet bij blijf. Wat moet ik doen?”

Deze vraag van een ouder geeft aan dat kinderen angsten op verschillende manieren beleven. Kinderen met gevoeligere zintuigen zijn sneller angstig, dit heeft te maken met de prikkelbaarheid van het autonome zenuwstelsel. Soms heb je daarom misschien het idee dat je kind zich aanstelt; dit lijkt misschien zo, maar de gevoeligheid voor bepaalde prikkels is dus een aangeboren iets, waardoor sommige kinderen iets heftiger kunnen beleven dan een ander.

 

Hoe ga je hier als ouder mee om?

  1. Neem je kind serieus; je kind zoekt veiligheid. Luister naar zijn angsten en valideer zijn gevoelens, soms is dit al voldoende voor een kind om z’n angst te verminderen. Bijvoorbeeld: “Je bent bang voor een krokodil onder je bed omdat die je misschien zou kunnen bijten, en je wil zeker zijn dat er geen krokodil onder je bed ligt”.

  2. Zeg niet dat je kind zich aanstelt en negeer het niet. Probeer de angst ook niet weg te nemen door te zeggen dat monsters niet bestaan, want dan stap je over de emotie heen en geef je je kind de boodschap dat wat zij denkt en ervaart niet klopt. Daarbij neem je een leerervaring weg, namelijk het leren dat dit gevoel ‘angst’ heet.

  3. Daar tegenover staat dat het ook belangrijk is dat je je kind niet gaat overbeschermen en de angsten probeert weg te praten. Uiteindelijk is angst ook nuttig; het maakt ons bewust van een dreigend gevaar; Klim niet te hoog in de boom, pas op want het is glad op de stoep, blijf op afstand van die agressieve hond. Daarom is het belangrijk dat kinderen leren omgaan met situaties waar zij angstig voor zijn en zich niet fijn bij voelen, onder andere door samen naar oplossingen te zoeken. Bijvoorbeeld door te vragen: “Wat zou je op dit moment kunnen helpen, een knuffelbeer, een nachtlampje of een zaklamp naast je bed?”

  4. Help je kind omgaan met de angstige situatie door kleine stapjes te nemen, zodat zij haalbare succesjes ervaren. Bijvoorbeeld bij angst voor het donker, door de keuze te geven tussen een nachtlampje of een zaklamp. Of door samen onder het bed te kijken en de kamer af te speuren om zeker te zijn dat er geen monsters of krokodillen zijn. Betrek je kind in het zoeken naar een oplossing; daardoor overwint hij al een klein stapje van zijn eigen angst. Hiermee leert een kind dat hij er zelf mee om kan gaan en groeit het zelfvertrouwen.

  5. Luister ook of er achterliggende situaties zijn die meespelen bij de angst; iets was op het kinderdagverblijf speelt of ongeschikte televisiebeelden die het kind heeft gezien. Als dit het geval is, onderzoek het en praat er samen over.

  6. Als je kind niet van je zijde wilt wijken, zorg dan dat je laat zien dat je er voor haar bent, maar creëer ook momenten dat je even afstand hebt; zo ga je oefenen en ervaart je kind dat het ook even zonder mama of papa kan zijn. Ga bijvoorbeeld niet in de kamer bij het kind zitten wachten tot hij in slaap valt, maar geef aan dat je op de gang gaat zitten. Daarbij kan je ook afspreken dat je steeds iets verder weg gaat zitten, zodat het kind leert dat het zelf veilig in zijn kamer kan zijn en dat jij in de buurt bent. Je kunt ook een heel lang touw aan het kind geven, waarbij jij (in een andere kamer) het andere eind vasthoudt. Zo ben je letterlijk verbonden maar leert je kind wel alleen in zijn kamer zijn.

  7. Houd in de gaten wat een kind op televisie of een ander scherm te zien krijgt; zijn deze beelden passend voor de leeftijd? Als je kind bijvoorbeeld heel graag de ‘Harry Potter’ film wil zien, bespreek van tevoren of dit een goed idee is, bedenk wat kan helpen, en kijk eventueel mee.

  8. Lees samen boekjes over bang zijn; daardoor zien kinderen dat zij niet de enigen zijn die af en toe bang zijn. Een aantal boekentips: ‘Er ligt een krokodil onder mijn bed’, ‘Bang, het monster’, ‘Jan, de onderjebedkijkman’, ‘Kikker is bang’, ‘Dit is een boek vol monsters’, ‘(G)een spook onder mijn bed’.

Sommige kinderen kunnen niet goed onder woorden brengen waar ze zo bang voor zijn. Probeer je kind hierin te helpen door op een rustige en luchtige manier nieuwsgierigheidsvragen te stellen: “Zullen we een naam geven aan het angstige?”, “Waar zit het angstige het liefst?” en “Hoe kunnen we het angstige wegjagen?” Probeer, door op die manier het samen te onderzoeken, het kind te helpen meer veiligheid en controle te kunnen ervaren.

Als het kind wat ouder wordt, maakt de angst voor fantasiefiguren zoals monsters, plaats voor meer reële angsten (bijvoorbeeld inbrekers of brand). Ook dan geldt luister, neem het serieus, praat er over en zoek samen naar manieren die het kind kan inzetten om te zorgen dat de angst afneemt.

Conclusie:

Uiteindelijk willen we onze kinderen leren dat het niet erg is als we ons even bang voelen; dat ze leren met dit gevoel om te gaan. Sterker nog, het is mooi als we angst gaan zien als een signaal dat we even serieus moeten nemen. Door je kind serieus te nemen, leert hij dat er iemand is op wie hij kan bouwen als er gevaar dreigt dat hij niet helemaal zelf aankan. Uiteindelijk gaat het om verbinding en vertrouwen!